Het spraakverstaan met hoortoestel/CI wordt door een aantal factoren bepaald.
Uiteraard is er vooreerst de factor van het gehoor van de cliënt zelf. Hoeveel vermogen tot spraakverstaan is er nog overgebleven onder invloed van het gehoorverlies?
Dit heeft te maken met:
- De graad van het gehoorverlies
- Een beperkt verlies versus een ernstiger verlies
- De aard van het gehoorverlies
- Een probleem in het middenoor versus een binnenoorprobleem of centraal probleem
- Het tijdstip waarop het verlies ontstond
- Aangeboren versus verworven
- De leeftijd van de cliënt
- Het verwerken van signalen wordt moeilijker met de leeftijd en verloopt trager
- Het doorgemaakte revalidatieproces
- Niet alleen de training van het gehoor, maar ook de training van het spraakverstaan, het combinatievermogen en het beheersen van communicatiestrategieën. Ook verstandelijke processen zullen hierbij invloed hebben
- De training die de cliënt dagelijks doormaakt
- Een dagelijkse routine versus een uitzonderlijke situatie
Het gegeven van het spraakverstaan wordt eveneens beïnvloed door de technische kenmerken van het hoortoestel/CI.
Doorgaans vinden we terug dat de microfoons die gemonteerd zijn in de toestellen een opvang zullen bieden waardoor men stelt dat ze bedoeld zijn om de spraak goed te kunnen opvangen binnen een zone van 2 tot hooguit 2.5 meter afstand van de drager van de versterkingsapparatuur.
Heel wat toestellen worden ontwikkeld met verschillende luisterprogramma’s die erop gericht zijn om het spraakverstaan in moeilijke omstandigheden te kunnen realiseren.
Typisch hierbij is een programma spraakverstaan in een rustige omgeving (een droom voor zowel de normaalhorende als voor de mensen met een minder goed gehoor), naast een programma spraakverstaan in een rumoerige omgeving.
De twee voorgaande brengen ons tot de twee basiskenmerken waardoor het spraakverstaan in ongunstige omstandigheden bepaald wordt:
- Het verstaan op afstand
- Het verstaan in rumoerige omgeving
Het spraakverstaan op afstand
Afstand is een nefast gegeven voor het geluidsniveau. Verdubbeling van de afstand zorgt ervoor dat het geluidsniveau met 6 dB daalt.
Het niveau van de menselijke spreekstem wordt in regel bepaald op 1 meter afstand van de spreker.
Het niveau van de normale spreekstem wordt doorgaans geschat op 55dB HL/ 70 dB SPL.
Het niveau van de stille spreekstem wordt geschat op 40 dB HL/ 55 dB SPL.
Passen we het gegeven van het niveauverlies toe op de normale spreekstem, dan zien we dat de normale spreekstem van 70 dB SPL op twee meter daalt naar 64 dB SPL en op vier meter daalt tot 59 dB SPL wat bijna de waarde is van de stille spreekstem. Zodra de afstand tot de spreker iets groter wordt, zal dit dan ook aanzienlijke gevolgen hebben in het vermogen tot spraakverstaan van de drager van een hoortoestel/CI. Het spraakverstaan van de stille spreekstem is voor behoorlijk wat mensen met versterkingsapparatuur een vrij moeilijke opdracht.
Het spraakverstaan in een rumoerige / akoestisch ongunstige omgeving
Stoorlawaai heeft een erg nadelige invloed op het menselijk vermogen tot spraakverstaan.
Doorgaans bestaat het omgevingslawaai vooral uit lage componenten. Deze lage componenten hebben het kenmerk zeer overstemmend te werken op de hogere componenten die erg belangrijk zijn voor het spraakverstaan.
Op de koop toe zijn de lage componenten meestal krachtiger aanwezig dan de hogere componenten. Deze situatie komt vooral voor bij het spraakverstaan op straat, op het perron, op de trein en in een auto. Heel wat toestellen willen in dergelijke situaties het spraakverstaan verbeteren door het signaal zo te bewerken dat deze nadelige lage frequenties deels weggefilterd worden en de hogere frequenties bevoordeeld worden.
Een nog nadeligere situatie treffen we wanneer het stoorlawaai bestaat uit spraakrumoer. In vaksituaties wordt dan gesproken over spraak in spraaksituaties. Versterkingssystemen pogen in deze situatie verbetering te brengen door de microfoons richtinggevoelig te maken, waardoor er zo gepoogd wordt een deel van het stoorgeluid minder goed op te vangen. Dergelijke situaties komen voor bij bijeenkomsten, vergaderingen, cafetaria enz.
Onderzoek heeft aangetoond dat normaalhorenden nog tot voldoende spraakverstaan kunnen komen in een situatie waarin het spraaksignaal even luid is als het omgevingslawaai. Dergelijke situatie wordt aangeduid als een signaal/ruis verhouding van 0. Toegepast op de normale spreekstem betekent dit een situatie met spraak en ruis die beiden 70 dB SPL luid zijn. Opgelet, dit is een moeilijke luistersituatie, die door de spreker zal worden opgelost door de stem te verheffen naar bijvoorbeeld een luide spreekstem. Als waarde voor de luide spreekstem wordt 70 dB HL/85 dB SPL vooropgesteld. Dit betekent dat de signaal/ruiswaarde verandert naar 85dB SPL voor de spraak/70 dB SPL voor het stoorlawaai of een S/R +15.
De heer Plomp ( een Nederlandse onderzoeker ) vond dat mensen met een gehoorprobleem waarbij de oorzaak van het gehoorverlies in het binnenoor gelegen is minstens een S/R van +8 nodig hebben om nog iets te kunnen verstaan.
Phonak – fabrikant van hoortoestellen en FM-apparatuur – stelt dat de mensen met gehoorverlies een S/R nodig hebben van +15 om tot een goed spraakverstaan te kunnen komen. Dit wil zeggen dat mensen met gehoorverlies veel sneller hinder zullen hebben van het omgevingsgeluid en dus veel sneller dan normaalhorenden problemen hebben om in stoorlawaai te kunnen verstaan.
Ook de akoestische eigenschappen van het lokaal waarbinnen het gesprek zal plaatsvinden is een bepalende factor bij het spraakverstaan.
Zonder in detail te willen treden, duiden we aan dat kenmerken zoals vloerbekleding, de aard van de wanden, de afmetingen en de aanwezigheid van glas een grote invloed zullen hebben. We kennen allemaal het fenomeen galmende ruimten (denk aan kerken en kathedralen) een nadelige invloed hebben op het spraakverstaan.
In de praktijk zal het spraakverstaan dan ook erg negatief beïnvloed worden door de afstand tot de spreker in combinatie met het omgevingslawaai en de akoestische kenmerken van de omgeving.
Fabrikanten hebben dan ook naar oplossingen gezocht om tot een beter spraakverstaan te kunnen komen in dergelijke situaties.
Tekst: Herman Ketels, audioloog