Het uitwendig deel bestaat uit een uitwendige antenne (zendspoel met magneet), een microfoon en een spraakprocessor.
De spraakprocessor, de microfoon en de batterijkamer zitten in een achter-het-oor hanger.
De uitwendige antenne is d.m.v. een kabeltje verbonden met de achter-het-oor hanger.
De microfoon zorgt voor het opvangen van geluiden.
De spraakprocessor analyseert de signalen die door de microfoon zijn opgevangen en zet ze om in elektrische signalen. Deze elektrische signalen worden via de zendspoel doorgestuurd naar de interne ontvangstspoel. De zendspoel en de ontvangstspoel zijn magnetisch met elkaar verbonden. De zendspoel geeft via radiogolven elektrische signalen en energie door aan de elektronica van de ontvangstspoel.
De spraakprocessor werkt op batterijen die zich bevinden in de batterijkamer van de achter-het-oor hanger.
Inwendig deel
Het inwendig deel bestaat uit de inwendige antenne (ontvangstspoel met magneet) en de elektrodehouder (tot op heden met minimum 12 en maximum 22 kanalen, afhankelijk van het merk implantaat).
De inwendige antenne + elektronica
Foto: www.medel.com
Het inwendig deel wordt operatief ingebracht: de inwendige ontvangstspoel met de elektronica en de magneet worden onderhuids verankerd in het schedelbot. De elektrodehouder wordt in het slakkenhuis ingebracht.
Werking van een CI
De geluiden worden opgevangen via een microfoontje in de geluidsprocessor of in de uitwendige zendspoel. De geluidsprocessor zet de opgevangen geluiden om in een digitale code. De digitale code wordt doorheen de huid doorgegeven aan de ontvangstspoel. De chip in de ontvangstspoel zendt deze signalen naar de elektroden in het slakkenhuis. Deze elektroden sturen de geluidsprikkel door naar de gehoorzenuw. Via de gehoorzenuw komen de geluidssignalen terecht in de hersenen waar de geluiden en de spraak uiteindelijk herkend worden.
Is horen met een CI vergelijkbaar met normaal horen?
In het slakkenhuis van een goedhorende persoon bevinden zich duizenden zintuigcellen. Deze zintuigcellen zorgen voor de geluidsoverdracht. Ze zijn bij een slechthorende of dove persoon defect of afwezig waardoor er slechts gedeeltelijk of geen overdracht mogelijk is.
De elektrodehouder van een cochleair implantaat komt via het ronde venster de scala tympani van het slakkenhuis binnen. Langs de eerste winding van het slakkenhuis reikt hij tot halfweg de tweede winding van het slakkenhuis. In dit gebied situeren zich de akoestische eigenschappen van de medeklinkers die de belangrijkste informatie verschaffen om spraak te verstaan. De lage tonen worden minder rechtstreeks gestimuleerd. De meeste mensen, die voordien nog gehoord hebben, beschrijven de geluiden die ze opvangen met een cochleair implantaat in eerste instantie als “schril”, ”kil” en “metalig”.
Is horen met een CI vergelijkbaar met horen met een klassiek toestel?
Het hoorproces met een klassiek hoortoestel verloopt op dezelfde wijze als het normale horen: geluidsgolven komen via het buitenoor en langs het middenoor in het binnenoor terecht en worden daar als elektrische signalen doorgegeven aan de gehoorzenuw. Om het probleem van de defecte zintuigcellen te overbruggen moet er selectief extra versterking geboden worden en dit gebeurt door middel van een aangepast hoortoestel. De kwaliteit van de geluidssensatie is dan wel anders dan bij een normaalhorend oor, maar zal toch natuurlijker overkomen dan bij een cochleair implantaat. Het hoorproces met een cochleair implantaat verloopt anders: de rol van het buitenoor en het middenoor valt weg. De in het slakkenhuis ingebrachte stimulatiecontacten vervangen de rol van de zintuigcellen en zorgen voor een rechtstreekse overdracht van de elektrische signalen naar de gehoorzenuw. Het aantal stimulatiecontacten is beperkt en afhankelijk van het merk implantaat. De stimulatiecontacten bevinden zich bovendien in de eerste winding en halfweg de tweede winding van het slakkenhuis waar de hogere tonen (>1000 Hz) gesitueerd zijn. De elektrodehouder bereikt dus niet de top van het slakkenhuis waar de lagere tonen (<1000 Hz) gesitueerd zijn. Dit zorgt ervoor dat de geluidssensatie anders is dan bij een klassiek hoortoestel. Niet alleen de plaats waar de geluiden doorgegeven worden in het slakkenhuis en het aantal stimulatiecontacten zorgen voor een andere geluidssensatie maar ook de wijze waarop het geluid binnenkomt. Bij een hoortoestel komt het geluid binnen in het oor via een luidsprekertje, bij een cochleair implantaat via een elektrische zenuwstimulatie. Lichte, matige en sommige zware gehoorverliezen kunnen gecorrigeerd worden met behulp van klassieke hoortoestellen. Voor sommige zware gehoorverliezen en zeker in het geval van doofheid biedt een klassiek hoortoestel geen hulp. In geval van twijfel kan een proefperiode met een klassiek hoortoestel uitsluitsel geven.
Wat is elektro-akoestische stimulatie?
Elektro-akoestische stimulatie of EAS is horen met een cochleair implantaat in combinatie met een klassiek hoortoestel aan eenzelfde oor. Een cochleair implantaat stimuleert op elektrische wijze en richt zich vooral op de hoge tonen. Het klassieke hoortoestel stimuleert het natuurlijke restgehoor op akoestische wijze en dit vooral voor de lage tonen. EAS is aangewezen bij:
- personen met een partiële doofheid
- personen die weinig baat hebben bij een klassiek hoortoestel
- personen die onvoldoende spraakverstaan met een hoortoestel, zelfs in de best mogelijke luisteromstandigheden
Om in aanmerking te komen voor terugbetaling van een EAS gelden dezelfde voorwaarden als bij de klassieke cochleaire implantaten.
Bron: CAR Sint-Lievenspoort (2014) wegwijs in horen met een cochleair implantaat, brochure, CAR Sint-Lievenspoort, Gent