Werking van het oor
Geluid bestaat uit luchtdrukvariaties. Deze luchtdrukvariaties worden via de oorschelp en de gehoorgang naar het trommelvlies geleid. Het trommelvlies trilt en zet vervolgens de gehoorbeentjesketen (hamer/aambeeld/stijgbeugel) in beweging. Het laatste beentje in de keten, nl. de stijgbeugel, zit in het ovale venster. Het ovale venster geeft toegang tot het binnenoor, meer bepaald het slakkenhuis. De bewegingen van het ovale venster zetten zich voort als drukgolven in de vloeistof van het binnenoor. Het basilair membraan deint mee op de golfbeweging. De beweging van het basilair membraan activeert de zintuigcellen van het orgaan van Corti. Deze zintuigcellen geven op hun beurt elektrochemische signalen door aan de zenuwuiteinden van de gehoorzenuw. De geluidsinformatie bereikt langs de zenuwbaan het hoorcentrum in de hersenen en vervolgens “hoort” men. Het hoorcentrum bevindt zich in de temporale hersenkwab. Het basilair membraan heeft nog een speciale eigenschap waardoor het op een speciale manier reageert op de verschillende tonen waaruit een geluid is opgebouwd: het is aan de basis (onderaan het slakkenhuis) relatief dik en stug en smal maar wordt naar het uiteinde toe (bovenaan) breder, dunner en soepeler. Snelle trillingen stimuleren het breed, dik en stug deel aan de basis van het basilair membraan (is onderaan het slakkenhuis) en zo horen we hogere geluiden (bijv. gefluit van vogels, s-klank, ie-klank). Langzame trillingen stimuleren het breder, dunner en soepeler deel aan het einde van het basilair membraan (is in de top van het slakkenhuis) en hierdoor horen we lagere geluiden (bijv. startende auto, m-klank, oe-klank). Het auditief geheugen helpt de binnengekomen informatie te interpreteren en zo kan je o.a. spraakverstaan.
Afbeeldingen: www.kennislink.nl, earhealth.net
Bron: CAR Sint-Lievenspoort (2014) wegwijs in horen met een cochleair implantaat, brochure, CAR Sint-Lievenspoort, Gent