Klein Gebaar, Fijn Moment
Onder dit motto interviewde Josse Lietaert van de vzw Enchanté Monica De Muynck. Luister of lees mee…
QUOTE
Monica: Door het feit dat je met de micro voor je mond spreekt, is het voor mij heel moeilijk om te liplezen. Dus ik weet niet wat we gaan doen.
Josse: Ja, ik ga hem lager houden.
INTRO
Hallo, ik ben Josse en samen met Fien ging ik op zoek naar manier om mensen met elkaar te verbinden. Want de wereld zou er mooier uitzien als we met z’n allen wat meer zorg dragen voor elkaar. Acht mensen: “Hallo, ik ben Helena, ik ben Stefaan, ik ben Fien, … acht verhalen. Acht keer het bewijs dat kleine gebaren het verschil kunnen maken.
Enchanté!”
INTERVIEW
Monica: Ik ben Monica. Ik hou heel erg van de natuur. Ik hou heel erg van mensen, ook rondom mij. Ik hou graag contact met mensen, zeker op sociaal vlak. En ik help ook graag mensen. Op die manier wil ik dus, zolang het mogelijk is, verdergaan met mensen met een ontzichtbare berperking te helpen.
Josse: Dit is Monica. Enchanté. Een kwieke dame met ontzettend veel levenslust en energie. Ik sta er oprecht van te kijken.
Het is vrijdagochtend, de zon schijnt en ik sta met een bos heerlijk ruikende bloemen voor haar deur.
BEL GAAT – DE DEUR GAAT OPEN – VERWELKOMING - GEVEN VAN DE BLOEMEN
Josse: Ik heb om te beginnen een klein gebaar voor u mee.
Monica: Dat moest echt niet, maar het is een heel mooi gebaar. Dankjewel.
Josse: Wanneer Monica 54 is, verandert haar leven van de ene op de andere dag.
Monica: Op een gegeven moment ben ik opgestaan en was mijn gehoor volledig weg.
Josse: Stel je voor, je wordt wakker en je hoort niks meer. Het is volledig stil.
Monica: Je bent in paniek. Mijn man was al aan het werken. Ik dacht, wat moet ik hier nu doen? Ik belde de huisarts op, maar ik hoorde de telefoon niet. En ik dacht na een momentje, als hij niet opneemt, dan spreek ik een berichtje in: “ja, kijk, hier is Monica,” hij kent mij goed, hij woont hier in de buurt, “en ik hoor niets meer, ik kom direct af met de fiets”.
En dan suggereerde hij om onmiddellijk naar het ziekenhuis te gaan.
Josse: Alleen al het bereiken van je dokter blijkt een opgave te zijn, maar daar stopt het niet.
Monica: Ik ben dan naar het ziekenhuis gereden, maar met de auto rijden als je niets hoort... Het is bijna onverantwoord.
GELUID VAN EEN MOTOR - Je hoort je motor niet - GELUID VAN RICHTINGAANWIJZERS - Je hoort je richtingaanwijzers niet.
Enfin, ja, ik raad het niet aan om met de auto te rijden als je slecht hoort.
De dokter heeft toen ook mijn man en mijn werk opgebeld. Ik was toen al in het ziekenhuis en ik moest daar vier dagen blijven. Ik moest vier dagen aan de zuurstof, omdat men dacht dat het een plots zuurstoftekort was in het middenoor.
Josse: Maar dat was het niet. Dus proberen de dokters iets anders: een therapie in een militair ziekenhuis in Neder-Over-Heembeek. Tien dagen lang, elke dag heen en weer.
Monica: Maar jammer genoeg heeft het niets uitgehaald. Dus de volgende stap was dan naar een revalidatiecentrum, op aandringen van de neus-keel-oorarts. Die mij ook heel goed heeft begeleid. Maar ook in het revalidatiecentrum werd ik heel goed ontvangen en begeleid. Zij begrepen mijn situatie. Ik was toen werkende en ik wilde mijn werk niet opgeven. Ik wilde blijven werken, ik wilde sociale contacten blijven hebben. Het was een zeer moeilijke periode.
Josse: Ik kan het mij niet voorstellen. Alles wat je kent en wat je je hele leven als vanzelfsprekend hebt beschouwd is plots weg.
En je hoorde echt op dat moment niets meer?
Monica: “Niets meer” is eigenlijk niet het juiste woord. Links was ik dus volledig doof. Rechts was er nog een restwaarde. Waar men geprobeerd heeft een hoorapparaat op te plaatsen. Maar dat heeft ook veel moeite gekost om dat apparaat zo goed mogelijk af te stellen op mijn slechthorendheid. In het revalidatiecentrum heeft men daar veel aan gedaan. En ik moet eerlijk zeggen, het waren echt engelen voor mij. Dat waren momenten die voor mij en voor mijn gezin heel cruciaal waren.
Josse: Monica bleef heel die periode werken. Haar job opgeven was geen optie, want ze deed haar job ontzettend graag.
Monica: En ik wilde absoluut mijn job niet opgeven. Dat stond niet in mijn woordenboek.
Josse: Dus ging ze op zoek naar een oplossing. En die oplossing die vond ze.
Monica: Ik heb dan twee jaar een liplezencursus gevolgd. Helemaal niet simpel. Maar toch heeft het mij heel hard geholpen.
Josse: Bij het liplezen was er één iemand in het bijzonder die haar ontzettend hard vooruit heeft geholpen.
Monica: Mijn leermeester was eigenlijk Jan Becaus.
GELUIDSFRAGMENT JAN BECAUS
Hij had een zeer mooi taalgebruik. Hij sprak heel duidelijk, niet te snel. En ik kon hem zeer goed volgen.
Eerst de televisie een klein beetje luider, en dan de televisie helemaal stil. En dan proberen hem te volgen via liplezen. Door het feit dat hij zo'n mooi taalgebruik had en mooi en goed articuleerde, niet te traag sprak. Voor mij was dat ideaal.
GELUIDSFRAGMENT JAN BECAUS
Ik zou hem zeer graag nog een keer willen ontmoeten en zeggen Jan jij was eigenlijk mijn leermeester. Jij hebt mij leren liplezen.
Josse: En zeggen dat hij jou eigenlijk heeft leren liplezen?
Monica: Ja, eigenlijk wel, ja. Ik heb er heel veel van geleerd. Men merkte dat toen ook in het revalidatiecentrum, dat ik dus oefende en oefende. Want met je eigen huisgenoten kun je dat zo niet.
Josse: En hoewel Monica oefende en oefende en oefende, toch botst ze toch op de limieten van het liplezen en dat is moeilijk.
Monica: Ja, die communicatie was absoluut niet makkelijk. Dat gaat gepaard met frustraties. Ik ben ook vrij zelfstandig. Dus dan word je van het ene moment op het andere afhankelijk. En dat was iets dat voor mij ook heel moeilijk was. Ik heb echt moeten leren omgaan met het vragen en nog een keer vragen: “ik heb het niet verstaan” of “jullie spreken allemaal te snel” “spreek toch een keer wat trager, kijk mij aan, doe toch een beetje meer jullie mond open”. Zeker voor de kleinkinderen, ja.
Josse: Aanvaarden dat ze meer hulp nodig heeft dan vroeger, is confronterend. En dat begrijp ik. Zeker als je altijd al zelfstandig bent geweest. Maar ook het feit dat ze voor communicatie afhankelijk is van haar gepsrekspartner is moeilijk.
Monica: Ik heb er veel verdriet van gehad. Maar op een gegeven moment, ook door steun in het revalidatiecentrum, kan je zeggen... Ik zet mij in de zetel en ik blijf janken. Of, ik leer omgaan met mijn beperking en ik tracht assertief te zijn en ik tracht de mensen bewust te maken van mijn beperking. Kijk, ik heb die beperking en houd er rekening mee. Hoe klein het ook kan zijn, houd rekening met mijn beperking. En ik denk dat je dat alleen niet kunt doen. Je hebt daar hulp bij nodig. Bij het leren assertiever worden. Misschien is het gemakkelijker om van alles afstand te nemen en te zeggen het is nu zo. Ik denk dat dat gemakkelijker is. Het is veel moeilijker om je assertiever op te stellen en om er voor te gaan. Dat denk ik wel.
Josse: En dat denk ik ook. Want wat Monica vertelt, getuigt van een enorme wilskracht.
Maar jij bent er wel voor de volle honderd procent voor gegaan?
Monica: Ja, absoluut. En dat ook met grote medewerking van mijn man. Ja, hij zei ook: “mama, zet door. Hoe moeilijk het ook is, zet door. Laat je niet doen. En als ze niet antwoorden, vraag het dan opnieuw.”
Maar het is niet zo vanzelfsprekend.
Josse: Voor Monica was haar man haar tweede oor. Hij luisterde voor twee en nam haar overal mee op sleeptouw.
Monica: Als we ergens naartoe gingen of op een vergadering, had ik het ook niet altijd begrepen en dan kon ik hem een duwtje geven en vragen wat ze gezegd hadden. Of als we thuis waren, evalueerden we wat er gezegd was en dan was ik weer bij. Hij kon dan ook heel lief zeggen: “mama heb je het wel verstaan?”. Of we gingen fietsen, we stopten en dan vertelde hij me wat er gezegd was.
Josse: Toen ze hem moest afgeven verloor ze niet alleen haar man, ze verloor ook haar bondgenoot.
Monica: Ja, dus het feit dat hij er nu niet meer is, is voor mij ook een enorm verlies, dus van mijn tweede oor.
Josse: Ze blijft achter, zonder haar tweede oor.
Monica: Dat tweede oor was er elke dag en dat was er constant. Nu is dat uiteraard niet meer zo. De kinderen en de kleinkinderen gaan allemaal gaan werken. We communiceren via een mailtje of zo. Ik zie ze regelmatig. Maar je kan dat natuurlijk niet vergelijken. Ze weten het, ze doen hun best. Maar het is een immens verlies, het is een immens verlies. Maar zij doen hun best en ik mag er ook niet alles van verwachten. Dus ik mag heel tevreden zijn dat ze komen. Ondanks dat hun oma niet goed hoort, komen ze toch nog en komen ze toch nog babbelen. En als ik het niet kan verstaan, zeg ik dat ze een beetje duidelijker moeten spreken.
Maar ja, het tweede oor is weg.
Josse: Ze blijft achter met één oor. En die beperking zorgt voor heel wat hindernissen.
Monica: Als je alleen bent, dan heb je geen hinder, maar op het moment dat je buitenkomt, bijvoorbeeld als je naar de winkel gaat of als je in gezelschap bent. Vooral in gezelschap zorgt achtergrondlawaai voor hinder.
GELUIDSFRAGMENT ACHTERGRONDLAWAAI
En het is ook moeilijk, bijvoorbeeld, om als slechthorenden samen eens iets te doen. Je gaat bijvoorbeeld naar een cafetaria, maar daar kan je moeilijk met elkaar communiceren. Eerst en vooral spreek je te luid. Want om elkaar te verstaan spreek je wat luider en dan zitten de mensen soms te kijken naar je van “hé, kan dat niet een beetje stiller?” En ten tweede, je kunt niet gemakkelijk praten door het omgevingsgeluid. En dat is ook een probleem en vergroot de de eenzaamheid van slechthorenden.
Josse: Het lijkt mij met momenten heel erg moeilijk, heel eenzaam. Je moet maar hopen dat de mensen rondom je rekening houden met je beperking en moeite doen om je mee te nemen in het gesprek. Monica is, zoals ze zelf al zei, best assertief, en dat merk ik zelf ook. Ze hangt bijna aan mijn lippen. Ze kijkt mij recht in de ogen en ik moet best vaak mijn vraag herhalen, want ik mompel een beetje. Ze komt echt voor zichzelf op, maar je kunt dat niet van iedereen verwachten. Je kunt niet verwachten dat iedereen daar even goed in is. En slechthorendheid staat nu eenmaal niet op iemands gezicht geschreven.
Monica: Dove mensen, iemand die erg doof is, spreekt met gebarentaal, dat valt op. Gelukkig dat het ook bestaat, die gebarentaal. Maar wij beogen eigenlijk de gesproken taal. Mensen zoveel mogelijk trachten in gesproken taal bij elkaar te brengen.
Josse: En met ons bedoelt Monica AHOSA vzw. Een vzw die opkomt voor slechthorenden en die slechthorenden met elkaar probeert te verbinden.
Monica: Het is een onzichtbare beperking. En dat geeft voor ons heel veel problemen. Andere beperkingen komen meer in de kijker dan slechthorendheid. Ja, je ziet dat niet, dus men spreekt er niet over. En dat is wel heel jammer. Zeker als men vaststelt dat tien procent van de Vlaamse bevolking doof of slechthorend is.
Josse: Tien procent. Dat is heel veel. Dus ik wil van Monica horen wat wij kunnen doen. Waar kunnen wij op letten? Want als ik denk aan mijn eigen kringen, aan mijn eigen omgeving, dan kan ik meteen twee mensen opnoemen die slechthorend zijn. En misschien houd ik te weinig rekening met hen.
Monica: Ja, eerst en vooral is de persoon aankijken. De persoon aankijken. Ja, uiteraard goed articuleren. Trager spreken. Ja, ik denk dat dat de voornaamste dingen zijn.
Josse: Wanneer Monica tot rust wil komen, trekt ze de natuur in. Dan zoekt ze de stilte op. En dat klinkt misschien een beetje contradictorisch. Maar het kan best vermoeiend zijn om je steeds te moeten inspannen om het toch maar te horen om het toch maar te kunnen volgen.
Monica: Ja, ik ga zeer graag wandelen in de natuur. En dat geeft mij echt volledige rust. We waren eens aan het wandelen met een natuurgids. En hij zegt op een gegeven moment: “stop, ik hoor de nachtegaal.” Ja, iedereen hoort hem, maar ik hoor hem niet. Ik was daardoor bedroefd, want ik ga graag in de natuur wandelen.
En als ik dus mijn hoorapparaat had, heb ik een keer contact opgenomen met die natuurgids, want hij wist waar die nachtegaal zat. Toen zei de natuurgids tegen mij: “wij gaan samen een keer met ons tweetjes alleen”, want dat was in Assenede, aan de Doornendijk. En hij weet waar de nachtegaal zit. “Wij gaan een keer met ons tweetjes alleen de nachtegaal opzoeken.”
Josse: “Op zoek naar de nachtegaal”, dat klinkt als de titel van een prachtig verhaal. En eigenlijk is het dat ook.
Monica: Zo gezegd, zo gedaan. Op een gegeven moment zijn we samen naar Assenede gereden. En doordat hij wist waar de nachtegaal zat. We moesten natuurlijk een beetje wachten. En plots begon de nachtegaal te zingen. Hij gaf mij een duwtje en een teken van: “ja, daar is hij.” En ja, ik hoorde de nachtegaal.
GELUID NACHTEGAAL
Monica: Het was zo'n emotioneel moment dat de tranen langs mijn wangen liepen. Hij was ook zo ontroerd. We vlogen elkaar eigenlijk in de armen. Doordat ik hem had gehoord en hij was zo blij dat ik hem had gehoord. Het was een klein gebaar, maar eigenlijk wel een fantastisch gebaar dat voor mij heel belangrijk was. Ik moet eerlijk toegeven, ik koester dat moment nog altijd. En nu, als ik in de natuur loop en toevallig de nachtegaal hoor, dan ben ik er nog altijd een beetje emotioneel van.
Josse: Ik zie hoe Monica nog steeds nageniet van dat prachtige moment. En zo staat ze ook in het leven. Ze geniet van de kleine dingen. Ze is positief en ze is dankbaar. Het zijn allemaal kleine dingen.
Monica: Het zijn geen grootse dingen. Het is een aaneenschakeling van kleine dingen die het groot maken. Eigenlijk wel. Ja.
OUTRO
Dit was aflevering één van Klein Gebaar, Fijn Moment, een podcast van Enchanté vzw. De podcast werd gemaakt door Fien Vermeulen en mezelf, Josse Lietaert. Vond je het leuk? Volg ons op je favoriete podcastplatform en laat ons weten wat je ervan vond. Bedankt voor het luisteren!
Luister naar dit interview via deze link https://open.spotify.com/show/7nsUzV81775VX7odacCyvr?si=f4ea7fcc17d44888.